De eerste hyenakeutel uit de Noordzee

Voor het eerst is een hyenakeutel opgevist uit de Noordzee. De drol rolde op 18 augustus 2010 uit het net van een vissersschip dat speciaal naar fossiele zoogdierresten viste in het zeegebied 15 kilometer ten westen van Hoek van Holland, waar het Havenbedrijf Rotterdam zand laat opzuigen voor de aanleg van de Tweede Maasvlakte. Onderzoek in het Natuurhistorisch Museum Rotterdam wees uit dat de lichtbruin gefossiliseerde keutel naar schatting 30.000 tot 40.000 jaar geleden werd geproduceerd door een grottenhyena (Crocuta crocuta spelaea). De perfecte fossilisatie van dit relatief jonge (Laat-Pleistocene) hyena-uitwerpsel is uitzonderlijk.

Dat melden Dick Mol, Wil Borst en Jelle Reumer in het decembernummer van Straatgras, het tijdschrift van het Natuurhistorisch Museum Rotterdam. De zogenaamde coproliet, met een afmeting van 55×44 millimeter, is opgenomen in de collectie van het museum en wordt daar nu tentoongesteld. De hyenakeutel is geconserveerd door hem onder te dompelen in een met aceton verdunde velpon-oplossing en staat geregistreerd als NMR 9991-0007071.

De Noordzeebodem is een rijke en internationaal belangrijke onderwatervindplaats van fossiele zoogdieren uit de prehistorie. Het zuidelijke Noordzeebekken lag tot circa 10.000 jaar geleden droog en was een uitgestrekte koude steppe, de Mammoetsteppe genaamd. De grottenhyena leefde daar 25.0000 tot 100.000 jaar geleden samen met wolharige mammoeten, neushoorns, steppewisenten, rendieren en reuzenherten. Het voorkomen van dit roofdier werd al eerder aangetoond met opgeviste fossiele skeletdelen en vooral door kenmerkende hyena-vraatsporen op mammoetbotten. Uitwerpselen, die doorgaans slecht fossiliseren, ontbraken tot op heden. Van Nederlandse bodem waren alleen hyena-coprolieten bekend uit de Oosterschelde. Die zijn echter veel ouder (circa 2 miljoen jaar) en van de uitgestorven hyenasoort Pliocrocuta perrieri.

In het zandwingebied voor de Maasvlakte 2 zijn onder auspiciën van het Havenbedrijf Rotterdam in 2009 en 2010 zes speciale vistochten naar zoogdierfossielen en archeologische voorwerpen uitgevoerd. Dankzij de hopperzuigers die steeds nieuwe en diepere delen van de zeebodem blootleggen, zijn met name de vondsten van fossielen spectaculair: de collectie van het Natuurhistorisch Museum is inmiddels verrijkt met ruim 200 zoogdierresten van topkwaliteit. Driekwart is afkomstig van de wolharige mammoet (Mammuthus primigenius), waaronder het langste mammoetdijbeen ooit, twee vrijwel complete en uitzonderlijk grote bekkens en een slagtand. Andere diersoorten uit het Laat-Pleistoceen waarvan de fossielen uit het Maasvlakte 2 zandwingebied zijn opgevist, zijn rendier, steppewisent, reuzenhert, edelhert, wolharige neushoorn, zadelrob en grottenleeuw.

De vondst van de goed gefossiliseerde hyenakeutel bevestigt dat de Mammoetsteppe koud en droog was, en niet – zoals lang werd aangenomen – de besneeuwde toendra waar mammoeten zich een weg moesten banen op zoek naar schaars voedsel. Jelle Reumer en Dick Mol hopen nu op meer drolvangsten zodat de inhoud van de uitwerpselen geanalyseerd kan worden. Aanwezige botresten en stuifmeelkorrels kunnen meer informatie verschaffen over het leefgebied dat hier ooit voor de kust lag.

Bron: Port of Rotterdam, 09-12-2010;