Het voorkomen van porositeit en zwarte aanslag bij MIG/TIG-lassen van aluminium

Bij het MIG- en TIG-lassen worden het smeltbad en zijn directe omgeving door de toevoeging van een beschermgas beschermd tegen de nadelige invloeden van de omringende lucht. De keuze van het beschermgas is onder meer afhankelijk van het te lassen materiaal, de oppervlaktegesteldheid, de dikte van het materiaal maar ook van het lasproces zelf. Ondanks een juiste keuze van het beschermgas blijkt bij het lassen van aluminium toch vaak dat er in de las porositeit ontstaat of dat de las en zijn directe omgeving een zwarte aanslag krijgen. Dat gebeurt vooral als gevolg van vocht.

Porositeit bij het lassen van aluminium is volgens de normen in grotere mate aanvaardbaar dan bij het lassen van staal. In de EN-970 norm staan de richtlijnen voor visuele inspectie van aluminium lasnaden en in de EN1435 voor RX-inspectie. Toch moet men ernaar streven vocht bij het lassen van aluminium tot een minimum te beperken om tot een goede las te komen.

Voorzorgsmaatregelen
In de literatuur worden diverse voorzorgsmaatregelen genoemd om mogelijke bronnen van vocht vóór het lassen te elimineren. Dat zijn onder andere:

• de lasnaad en zijn directe omgeving met een roestvaststalen borstel of mechanisch bewerken om de oxidehuid te verwijderen, dan wel het materiaal voor het lassen te beitsen
• zo kort mogelijk daarna (binnen 4 uur) met lassen beginnen
• een zo dik mogelijke lasdraad gebruiken omdat deze een relatief dunnere oxidehuid heeft
• de opslag van toevoegmateriaal in een geconditioneerde ruimte of kast die bij voorkeur van verwarming is voorzien
• opslag van plaatmateriaal in een geconditioneerde, verwarmde ruimte
• voorverwarmen van de lasnaad en omgeving om aanhechtend vocht te verwijderen
• de lasdraad na beëindiging van de werkzaamheden niet op de machine laten zitten, maar in de verwarmde kast opslaan.
• gebruik van mechanisch geschaafde draden (2 tot 3 maal geschaafd)
• het gebruik van Argon//Helium-mengsels

Condensatie
Het zal duidelijk zijn dat de genoemde voorzorgsmaatregelen niet altijd consequent of effectief kunnen worden uitgevoerd. En zelfs als dat wel gebeurt – zo blijkt uit onderzoek- kunnen er toch altijd nog porositeit en zwarte aanslag ontstaan. Het daarvoor verantwoordelijke vocht blijkt in dat soort gevallen afkomstig te zijn uit het slangenpakket. Het vocht ontstaat door condensatie van omgevingslucht in de slangen als er niet gelast wordt, door aangezogen (vochtige) lucht door een lekkende toorts of door diffusie door de gasslang. Het vocht is zeker niet afkomstig van het beschermgas zelf, dat ongeacht de samenstelling en de leveringsvorm gegarandeerd een lager vochtgehalte heeft dan 10 ppm. (parts per million).

Uit metingen in de praktijk waarbij de hoeveelheid vocht aan de gascup werd gemeten, is gebleken dat vochtwaarden van zo’n 400 ppm. geen uitzondering zijn. Bij een splinternieuwe MIG-toorts die rechtstreeks uit de verpakking kwam werd zelfs een extreme waarde van 1500 ppm. vocht gemeten. Door het gasdistributiesysteem te ‘conditioneren’ kan het vochtgehalte aan de gascup aanmerkelijk beperkt worden waardoor porositeit en zwarte aanslag aanzienlijk verminderd of zelfs voorkomen kan worden.

Dit artikel is geschreven door ing. Marco Ameye (EWE), commercial technology manager Metal Fabrication bij Air Products.

Bron: Air Products, 13-09-2011;